De naam Sniff ‘n’ the Tears zal altijd verbonden blijven aan die ene hit. Paul Roberts, zanger en schrijver van Driver’s Seat, heeft zich daar allang bij neergelegd. Met enige tegenzin, dat wel.
Driver’s Seat opent met drie strakke akkoorden op de akoestische gitaar. Daarna volgen rake klappen van drummer Luigi Salvoni en de stevige gitaarriff van Mick Dyche. Een Wurlitzer piano brengt de melodie in een comfortabele cadans voordat Paul Roberts de luisteraar meeneemt op een nachtelijke trip: We’re doing alright / A little jiving on a Saturday night…
Met een tussenpoos van dertien jaar wordt Driver’s Seat tot tweemaal toe een gigantische hit in Nederland. De eerste keer gebeurt dat spontaan na de release als single in ’78. Het succesverhaal krijgt echter onverwacht een vervolg als een tv-commercial voor autoradio’s het lied in de hoogste versnelling gooit. Het stuwt Sniff ‘n’ the Tears begin jaren negentig opnieuw naar de toppositie van de hitlijsten. Dat de vermeende ‘roadsong’ tekstueel niks met autorijden te maken heeft, boeit niemand.
Vorig jaar hebben Paul Roberts en gitarist Les Davidson het nummer opnieuw opgenomen. Akoestisch en in een lager tempo. Roberts: “Het staat op Jump, een geheel akoestisch album met veertien liedjes op die ik ooit geschreven heb. De meeste zijn op de acht platen van Sniff ‘n’ the Tears terechtgekomen, enkele zijn niet eerder uitgebracht. Natuurlijk konden we niet om Driver’s Seat heen.”
Roberts is apetrots op die compositie. Met een kleine kanttekening. “Ik schreef het in de jaren zeventig, nog voordat Sniff ‘n’ the Tears bestond. Het was nooit mijn intentie om ‘een hit’ te schrijven. Het gebeurde gewoon. Voor mij is dat de charme van Driver’s Seat. Wel vind ik het jammer dat die song nooit een opvolger heeft gekregen. Je wordt dan vanzelf ‘de band van die ene hit’. Daar heb ik soms wel moeite mee, ja.”
Van de band die destijds het nummer in de studio heeft vastgelegd, is alleen Roberts over. De oorspronkelijke bezetting klapt al vrij snel na het grote succes uit elkaar. “Dat kwam voor ons veel te vroeg, wij waren daar niet aan toe. Met succes moet je leren omgaan”, meent de thans 71-jarige Engelsman. In wisselende samenstellingen toert de formatie over de wereld, tot het allerlaatste optreden in ’92. Dan houdt Sniff ‘n’ the Tears het als liveband voor gezien. Wel verschijnt er nog een drietal studioalbums.
Nu – bijna drie decennia later – komt Roberts wederom voor een Sniff ‘n’ the Tears-show naar ons land. Ditmaal als akoestisch duo, samen met Les Davidson. “Ja man, dertig jaar… Voor mijn gevoel is het helemaal niet zo lang geleden. Maar men zegt het, dus zal het wel zo zijn”, zegt hij met een lach. “Het idee komt eigenlijk van Les, sinds ’81 onze gitarist. Al vaker had hij voorgesteld om de band weer bij elkaar te brengen. Iedere keer reageerde ik op dezelfde manier: Ja, dat zouden we eigenlijk moeten doen… En daar bleef het dan bij.”
Oud-bandleden optrommelen, weer repeteren – Paul Roberts ziet er telkens als een berg tegenop. “Iedereen is met andere dingen bezig, bovendien woont onze bassist in Los Angeles. Hoe krijg je die mensen bij elkaar?” Maar tegen het laatste voorstel van de volhardende Davidson kan Roberts geen weerstand bieden. Waarom niet als duo de herinnering aan Sniff ‘n’ the Tears levend houden?
“Ik vond het een aantrekkelijk idee. Lekker overzichtelijk en makkelijk realiseerbaar. We kregen direct een aanbod om in een Londense pub een try-out te doen. Heel bijzonder: die tent zat tot de nok toe vol en er heerste een relaxte sfeer. De mensen luisterden echt naar de liedjes, dat had ik in al die jaren nooit meegemaakt.”
Het plezier dat de twee beleven aan die avond mondt uit in het album Jump. “We doken daarna de studio in en vonden onszelf opnieuw uit. Ontelbaar veel ‘Sniff-songs’ kwamen voorbij, we speelden ze voor de vuist weg. We genoten van de nieuwe vrijheid en gaven de liedjes een ander gevoel mee. Het werd allemaal veel persoonlijker.”
Een tekening van Roberts vader siert de hoes van het album. “Daar komt de titel vandaan. Het is een schets van een postkoets die overvallen wordt. De passagiers springen eruit om hun hachje te redden. Ik vind het een mooie metafoor voor de bizarre tijd waarin we nu leven. Ook die zou je soms willen ontvluchten.”
Het individu en zijn omgeving – het is een van de terugkerende thema’s in zijn teksten. “Mijn liedjes gaan veelal over relaties. Het zijn observaties waar ik commentaar op geef. Driver’s Seat gaat over het beëindigen van een relatie en hoe je de controle over je eigen leven weer terug moet zien te vinden. Nee, er komt geen autorit aan te pas.”
Sniff ‘n’ the Tears is te zien (onder voorbehoud): Luxor Live Arnhem 7/10, Zoetermeer 8/10.