Het is nota bene de chauffeur van de tourbus die de najaarstour van Wovenhand wat aan de magere kant vindt. Daar kan toch best een optreden bij? Op woensdag 15 december, bijvoorbeeld. Zo’n doordeweekse dag waarop je je anders toch alleen maar stierlijk verveelt. De bedrijvige busbestuurder trekt bij het boekingskantoor aan de bel en dringt aan op een intensivering van de tournee. De bandleden hebben daar geen probleem mee, voorspelt ie. Welnee, ze zullen het alleen maar toejuichen. En zo krijgt de Zwolse popzaal Hedon de bijzondere Amerikaanse band min of meer bij toeval in de schoot geworpen.
Het is niet voor het eerst dat Wovenhand in deze regio neerstrijkt. De band rond David Eugene Edwards is het afgelopen decennium vaker te zien geweest in Zwolle. Ook het Deventer Burgerweeshuis en de Lantaarn in Hellendoorn hebben de gekwelde troubadour meermaals op bezoek gehad. Maar waar de 42-jarige zanger/gitarist ook optreedt, altijd dompelt zijn intense, inktzwarte mix van folk en rock de luisteraar in een diep melancholische, bijna religieuze gemoedstoestand.
Dat laatste is niet zo vreemd. In de jaren zeventig wordt de jonge Edwards opgevoed door zijn grootvader, een in Colorado wonende Nazarener predikant. Opa is van de oude stempel, een hard-liner die zijn donderpreken ophangt aan hel en verdoemenis. Hoewel Edwards op 17-jarige leeftijd de kuierlatten neemt en zijn toevlucht zoekt in obscure punkbandjes, hebben dreigende woorden van de verkondiger van het christelijke geloof hun sporen nagelaten. Vanaf de eerste plaat van 16 Horsepower, de band waarmee hij in de jaren negentig zijn grootste successen boekt, tot aan The Threshingfloor, het pas verschenen album van zijn huidige club Wovenhand, zijn de teksten doorspekt met Bijbelse metaforen. Het is eigenlijk een wonder dat zelfs de meest verstokte atheïst bezwijkt voor de bezwerende aantrekkingskracht van Edwards’ aardedonkere folkrock.
Wat je ook mag vinden van zijn wereldvreemde, bijna middeleeuwse denkbeelden – de zondige mens verwikkeld in een eeuwige strijd tegen het vagevuur – het is toch altijd weer die sinistere sound die de luisteraar tot op het bot raakt. Alle verwijzingen naar psalmen en Bijbelse passages ten spijt, de onheilspellende combinatie van doomrock, in de geest van Nick Cave en Joy Division, met de getergde rootsmuziek van Amerikaanse bodem, maakt het werk van Edwards volstrekt uniek. En door het gebruik van banjo, bandoneon en accordeon krijgt dat werk een authentieke nagalm.
Op het prachtige The Threshingfloor verkent de rechtzinnige rocker Oost-Europese en Arabische muziektradities. Vorig jaar kocht Edwards tijdens een reis door Turkije een traditionele luit en componeerde er het mysterieuze Orchard Gate mee. Een laaggestemd enigma, verlucht met allerlei Oosterse invloeden. Het Turkse instrument zal tijdens de tour niet te horen zijn, vooralsnog wantrouwt de trotse bezitter zijn eigen kundigheid op dat vlak. Een ander huzarenstuk is Terre Haute. Het refereert aan de gelijknamige stad in Indiana, dat ooit door immigranten uit Hongarije is opgebouwd. Wederom een ondoorgrondelijk nummer, waarin de Hongaarse muzikant Peter Eri de herdersfluit speels laat jubelen op een monotoon dreunende begeleiding.
Ongrijpbaar, intrigerend, diffuus. David Eugene Edwards neemt je altijd mee op een niet te bevatten trip, die qua intensiteit zijn gelijke niet kent.
Wovenhand is te zien in Hedon Zwolle, 15 december.
Ook interessant deze maand:
|