Meester-gitarist Jan Akkerman is een muzikale omnivoor. Hij is van alle markten thuis en wisselt graag de podia af. Vooral theaters zijn in trek, maar binnenkort zal de veteraan een bluescafé, poppodium en bluesfestival onveilig maken en uit een ouderwets stevig vaatje tappen.
“Snap je wat ik bedoel?” Zijn guitige ogen worden kleiner en kijken je priemend van onder de zwarte Gibson-pet aan. “Ik praat vaak cryptisch, dat is het probleem. Dat komt omdat ik muzikaal ook zo in elkaar zit.” Een ronkende vloek van onmacht blijft voor de helft binnensmonds.
Een gesprek met Jan Akkerman is een belevenis. Het is een man met een verhaal. Een verleden vooral. Soms zijn de gedachtekronkels nauwelijks te volgen, soms zijn de uitspraken rauw en recht voor de raap. Maar ze komen altijd vanuit het hart.
“Een poppodium? Daar zal ik op mijn leeftijd als bezoeker niet meer heen gaan. Schei uit man, die kolere herrie. Maar ik ga er wel heen om te spelen, dan heb je daar toch geen last van. Je moet namelijk je achterban niet vergeten of je er te groot voor voelen. Ik heb naam en faam gemaakt in de popindustrie en al is dat veertig jaar geleden, het blijft je achtervolgen.”
Toch is de agenda van Akkerman voornamelijk gevuld met theaternamen. “Dat doe ik al heel lang. Het heeft te maken met veelzijdigheid. Pop, jazz, klassiek: ik kan altijd kiezen. Het is een luxe, die zich weinig artiesten kunnen permitteren. Voor mijn gevoel zit er weinig verschil tussen het spelen op een poppodium en in een theater. Natuurlijk pak ik in Hedon of op Ribs & Blues wat steviger uit dan in de schouwburg. Daar gaat het er allemaal wat verfijnder aan toe.”
“Optredens zijn belangrijk voor mij. Op de een of andere manier speel ik me geestelijk gezond.” De luchtige toon van Akkerman krijgt een wat cynischer karakter. “Nederland is een geweldig land, maar muzikaal niet zo snugger. De media hebben daar een groot aandeel in. Een kleine groep bepaalt wat de rest mag horen. Vorig jaar ben ik uitgenodigd om met Bill Wyman in de Royal Albert Hall te spelen. Geen hond die je erover hoort. Zoiets wordt gewoon onder de mat geveegd. Nee, dat steekt me niet. Maar het steekt wel dat de mensen zo onwetend worden gehouden.”
“Mij werd laatst de vraag gesteld waarom ik niet meedoe met de Brainbox-reünie. Het antwoord was simpel: ik ben niet gevraagd. En áls ze me hadden gevraagd? Dan had ik natuurlijk nee gezegd. Ik ben toen uit die band gegooid, omdat ik jamde met Focus. Nou, dan houdt het verder op.”
De hoge woorden komen er al vroeg in het gesprek uit. Brainbox en Focus. Door popcritici wel de beste bands uit de Nederlandse popmuziek genoemd. Jan Akkerman drukte met zijn fenomenale spel op beide een allesbepalend stempel. “Ik ben overal uitgeschopt. God mag weten waarom. Het heeft waarschijnlijk met mijn vrijheidsdrang te maken. Ik heb mezelf altijd als sessiemuzikant gezien en niet als bandlid. Ik was geen deel van Brainbox en Focus. Zij waren een deel van mij.”
Vooral de knallende controverse met Thijs van Leer staat garant voor stevige statements. “Na vijfendertig jaar wordt ook Focus opnieuw geëxploiteerd. Eveneens zonder mij. Maar ze spelen exact na wat ik destijds bedacht heb. En dan hoor je meneer Van Leer zeggen dat hun nieuwe gitarist – nummer tien geloof ik – kan wedijveren met de besten van de wereld. Dat zal dan wel over mij gaan. Uiteindelijk werd ik in 1973 door de Melody Maker uitgeroepen tot ‘s werelds beste gitarist, een verkiezing die een enorme druk op me legde. Het was dan ook niet gek dat ik na mijn vertrek bij Focus in een zwart gat donderde. Ik had me voor tweeduizend procent voor die club ingezet en kreeg als dank een schop na. Maar achteraf had ik mijn doel bereikt. Ik had mijn vrijheid.”
“Weet je, in deze wereld ben je verdacht als je iets kunt. Zeker in de rockscene. Daar lopen alleen maar genieën rond met een IQ van zestig. Op Zappa na dan.” Akkerman lijkt op stoom te komen, maar plotseling neemt het gesprek een andere wending en laat hij zich van een andere, milde kant zien.
“Ik heb muziek altijd als troost gezien. Als ambassadeur van de stichting Music in Me zet ik me in voor kinderen in het Midden Oosten. Ik speel op gelegenheden wat geld bij elkaar, waar instrumenten voor worden aangeschaft. Ze kunnen daar beter met muziek bezig zijn, dan met bermbommen. Voor de Opkikker, een stichting voor langdurig zieke kinderen, doe ik ook wel eens wat. Een gehandicapt meisje wilde laatst een optreden van me bijwonen. Nou, dan reis ik af naar Center Parcs in de polder en maak dat mogelijk. Makkelijk zat.”
“Taboes in de muziek? Nee, de nummers van Focus zijn dat niet. Integendeel, sinds een paar jaar speel ik Hocus Pocus weer. Ík heb dat gemaakt en ben er nog steeds trots op. Maar ik heb ooit een keer bij Pierre Kartner in de studio gezeten. Hij zag me gitaarspelen en zei: ‘Dat doe je helemaal verkeerd. Je moet met je duim langs de snaren strijken. Alsof je bij een kampvuur zit.’ Hij meende het echt. Ik heb mijn gitaar gepakt en ben opgestapt. Ik dacht: dit wordt dus nooit wat.”